Onderzoek naar deeltijdse werkhervatting tijdens arbeidsongeschiktheid

Deze studie analyseert de deeltijdse werkhervatting van arbeidsongeschikte personen, op basis van de ledengegevens van de Onafhankelijke Ziekenfondsen van januari 2018 tot eind juni 2021.

Thema
Arbeidsongeschiktheid
Datum
banner retour au travail
rttp grafiek mentale aandoeningen

Belangrijkste studieresultaten

Het onderzoek toont aan dat ongeveer 1 op 9 arbeidsongeschikte personen het werk deeltijds hervat tijdens een periode van ziekte. In het merendeel van de gevallen vangt de werkhervatting aan binnen de eerste zes maanden van de arbeidsongeschiktheid. Meer dan twee derde van de personen die deeltijds het werk hervatten, gaan vervolgens over naar volledige werkhervatting. Daarnaast toont een vergelijking van de verschillende medische diagnosen aan dat vooral personen met mentale aandoeningen beroep doen op deeltijdse werkhervatting. 44% van de deeltijdse werkhervattingen betreft personen met mentale aandoeningen, wat duidelijk hoger is dan het aandeel arbeidsongeschikte personen met mentale aandoeningen zonder deeltijdse werkhervatting (33%).

Tot slot belicht de analyse enkele demografische karakteristieken:

  • Het gaat vooral om personen ouder dan 35 jaar die het werk deeltijds hervatten tijdens een periode van ziekte. 
  • Vrouwen kiezen vaker dan mannen voor de maatregel.
  • Het gaat voornamelijk om de statuten bedienden en zelfstandigen (en veel minder om arbeiders of werkzoekenden).
  • Wie het financieel moeilijker heeft (rechthebbenden van de verhoogde tegemoetkoming), maakt er beduidend minder gebruik van.
Afbeelding
rttp grafiek mentale aandoeningen

Voornaamste aanbevelingen

  • Zonder te beweren dat alle mensen met psychische stoornissen deeltijds zouden moeten gaan werken, en rekening houdend met het feit dat elk profiel baat kan hebben bij een deeltijdse terugkeer naar werk, is het interessant te benadrukken dat er steeds meer gebruik wordt gemaakt van deeltijdse werkhervatting voor deze specifieke diagnoses.
  • Het is ook belangrijk om het systeem te optimaliseren en het administratief flexibeler en minder complex te maken. Men kan vraagtekens zetten bij de sancties, wanneer deze gekoppeld zijn aan laattijdige aangiften, op het moment dat de sociaal verzekerde een ‘positief’ gebaar van werkhervatting maakt.
  • De positieve kant van deeltijdse werkhervatting moet inderdaad nog meer worden benadrukt, aangezien dit de gerechtigde in staat stelt op flexibele wijze weer aan het werk te gaan op voorwaarde dat de medische situatie en de werkomgeving gunstig zijn.
  • De deeltijdse werkhervatting moet door de verzekeringsinstellingen en de autoriteiten meer worden gepromoot, niet alleen bij de gerechtigden maar ook bij de professionals die met hen in contact staan, waaronder in de eerste plaats de behandelende artsen, de werkgevers en de arbeidsbemiddelingsdiensten. 
  • Ten slotte staan de Onafhankelijke Ziekenfondsen open voor meer stimulansen om een volledige of gedeeltelijke terugkeer naar het werk aan te moedigen, om mensen te ondersteunen die uit de arbeidsongeschiktheid komen