75-plussers nemen vaak meerdere geneesmiddelen tegelijk. Uit de studie van de Onafhankelijke Ziekenfondsen blijkt echter dat 48 % van die ouderen een geneesmiddel nemen dat wordt vermeld in de Beers Criteria. Dat is een lijst van geneesmiddelen die worden afgeraden aan mensen boven 65 jaar. De helft van die mensen blijft die geneesmiddelen ook chronisch gebruiken. In diezelfde groep blijkt ook een hoog statinegebruik, geneesmiddelen die onder meer de cholesterol verlagen. En ook antihypertensiva met centrale werking en andere minder geschikte antidepressiva verdienen de nodige opvolging.
Apotheker geeft advies
Dit toont hoe noodzakelijk het is om op regelmatige basis het gebruik van deze specifieke geneesmiddelen te controleren. Dit is een belangrijke taak voor de apotheker die, in overleg met de behandelende artsen, adviezen kan formuleren om enerzijds dit soort geneesmiddelen zoveel mogelijk te vermijden en anderzijds de duur van de therapie tot een strikt minimum te herleiden, mochten er geen alternatieven mogelijk zijn. Bij de opstart van zulke medicatie kan er bijvoorbeeld onmiddellijk een stopdatum of evaluatiemoment worden voorgesteld, in samenspraak met de arts en de patiënt. Op die manier wordt vermeden dat de medicatie – vaak onbedoeld – te lang of zelfs chronisch wordt ingenomen.
Medicatieschema
Om deze rol zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren, is het belangrijk dat de apotheker over het meest recente medicatieschema van de patiënt beschikt. De functie van huisapotheker is hierbij een belangrijke sleutel. Uit de studie van de Onafhankelijke Ziekenfondsen blijkt ook dat slechts 1 op de 3 personen die recht heeft op een huisapotheker, hier gebruik van maakt. Het moet een doelstelling zijn om dit percentage op korte termijn significant te verhogen zodat gepolymediceerde 75-plussers te allen tijde over een up-to-date medicatieschema beschikken.
Interprofessioneel overleg
Ook een regelmatig interprofessioneel overleg tussen apotheker en huisarts of specialist is onmisbaar. Tijdens dit overleg is het belangrijk om steeds in het belang van de patiënt na te denken: de werkzaamheid, veiligheid, kostenefficiëntie en aanvaardbaarheid voor de patiënt moeten we goed voor ogen houden. De apotheker kan ook rekening houden met andere factoren zoals therapietrouw of signalen over bijwerkingen die de patiënt aangaf. Ook een niet-medicamenteuze aanpak mag niet uit het oog verloren worden. En uiteraard is het belangrijk om de patiënt nauw te betrekken en te duiden op het belang van de medicatie-aanpassing bij bepaalde therapieën. Een goede arts-apotheker-patiëntrelatie met overlegmomenten is dus essentieel om het vaak al te grote aantal geneesmiddelen onder controle te houden en te beperken.