Wie arbeidsongeschikt is, krijgt een ziekte-uitkering. Die uitkering is begrensd op 60% van het bruto maandloon. Een werkloosheidsuitkering tussen 1 februari en 31 december 2020 is gelijk aan 70% van het bruto maandloon. Doordat de ziekte-uitkering op een andere manier berekend wordt dan deze van de tijdelijke werkloosheid, kan het voorvallen dat een arbeidsongeschikte werknemer een lagere uitkering ontvangt dan deze voor de tijdelijke werkloosheid.
Om dit te vermijden, werd op 24 juni een wet goedgekeurd over een tijdelijke aanvullende vergoeding op de uitkeringen voor primaire arbeidsongeschiktheid. De wet is retroactief in werking getreden op 1 maart 2020.
Wat houdt dit concreet in?
- Alle loontrekkende, arbeiders en bedienden, met een arbeidsongeschiktheidsdossier tussen 1 maart en 31 december 2020, zullen een bijkomende vergoeding ontvangen.
- De ziekenfondsen zullen de bijkomende vergoedingen uitbetalen ten laatste vanaf 31 oktober 2020.
- De uitkering is enkel mogelijk voor loontrekkenden met een bruto maandloon lager dan 3457,79 euro.
- Deze aanvullende primaire ongeschiktheidsuitkering wordt toegekend voor elke dag waarvoor er daadwerkelijk recht was op een primaire ongeschiktheidsuitkering.
- De toekenning van de aanvullende uitkering is afhankelijk van het bruto maandloon. Er wordt een gegarandeerd dagminimum van 61,22 euro en een dagmaximum van 79,80 euro voorzien.
- Het supplement houdt ook rekening met het begrensde gederfde loon (GDL): dat is het loon dat je misloopt omdat je ziek bent.
- Het supplement moet desgevallend ook verminderd worden in toepassing van sancties, verminderingen of anticumulregels.
Meer info op de site van het RIZIV.